De invloed van glucose en glycogeen op het bloedsuikergehalte

Zoet eten is wat veel mensen graag eten. Dit komt vanuit de oudheid waarbij men door de zoete smaak kon beoordelen of een voedingsmiddel voor snelle energie zorgt of niet. Zoet eten had de voorkeur in tijden van veel honger. Dat is nu echter niet meer het geval maar de drang naar zoet eten is gebleven. Er is tegenwoordig te veel zoet eten met suikers verkrijgbaar zodat het niet meer wenselijk is om een drang te hebben naar dit eten.

Van koolhydraten tot glycogeen

Koolhydraten zijn de voorkeursbrandstof voor het lichaam. Er zijn complexe en simpele koolhydraten. Complexe koolhydraten zijn graanproducten, fruit, groenten, noten en zaden. Deze bevatten doorgaans ook veel vezels die bijdragen aan een goede darmwerking. Simpele koolhydraten zijn te vinden in suikers, bepaalde soorten fruit, wit brood, geraffineerde producten, honing, siroop en snoep. Suiker is één van de duizenden soorten koolhydraten. Er zijn zelfs verschillende soorten suikers zoals fructose, glucose, galactose maar ook maltose en lactose. Als je een andere vorm van koolhydraten eet dan wordt dit in het lichaam tijdens de spijsvertering afgebroken tot glucose. Vervolgens kan het lichaam de glucose naar de cellen brengen voor energie of opslaan in de spieren en in de lever of als vetten op het lichaam. Glucose dat wordt opgeslagen in de spieren of lever wordt glycogeen genoemd. De lever kan circa 8 procent van het eigen gewicht opslaan als glycogeen.

Opslag van glycogeen

Er kunnen niet veel koolhydraten in het lichaam worden opgeslagen. Dit is ook de reden dat er geregeld gegeten moet worden. Tussen de maaltijden door gebruikt het lichaam de glycogeen voorraden voor energie. Zonder deze voorraden is het niet mogelijk om te functioneren. Het lichaam heeft daarvoor de vetvoorraden. De vetten zijn een efficiënte manier voor het lichaam om energie op te slaan. Het lichaam kan ongeveer 2000 kcal opslaan als glycogeen. Een normaal persoon kan daar bijna de hele dag op leven. Als er echter aan een duursport gedaan wordt dan raken de glycogeen voorraden leeg waardoor er zelfs een tekort kan ontstaan. Dit leidt tot extreme vermoeidheid.

Glycemische index

De snelheid waarmee koolhydraten worden verteerd en opgenomen in het bloed is vastgelegd in de glycemische index. Hierin worden alle koolhydraten vergeleken met glucose dat een waarde heeft van 100. De snelheid waarmee koolhydraten in het bloed terechtkomen heeft invloed op het bloedsuikergehalte. Hoe langzamer de koolhydraten in het bloed terechtkomen hoe makkelijker het is om het bloedsuikergehalte onder controle te houden. Hierdoor wordt het risico op diabetes en hypoglykemie verlaagd.

Bloedsuikergehalte

Er zijn verschillende mechanismes die ervoor zorgen dat het bloedsuikergehalte op een stabiel niveau blijft. Het bloedsuikergehalte stijgt als je koolhydraten nuttigt. Als het stijgt dan maakt de alvleesklier insuline aan dat in het bloed terechtkomt. De insuline zorgt er vervolgens voor dat de glucose opgenomen kan worden in de cellen. Hierdoor wordt de glucose in het bloed minder. De insuline zorgt er ook voor dat glucose als glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spieren. Als het bloedsuikergehalte te laag wordt dan maakt de alvleesklier glucagon aan dat precies het tegenovergestelde doet van insuline. Het glycogeen in de spieren en de lever wordt weer omgezet naar glucose zodat het bloedsuikergehalte weer stijgt.